Ambulance

Delen:

Wanneer een slachtoffer snel medische hulp nodig heeft is het belangrijk dat er een ambulance komt.
Een omstander of naaste belt 112.
De centralist vraagt welke hulpdienst er nodig is.
Gaat het om een ambulance dan verbindt de centralist door met de MKA (MeldKamer Ambulancezorg).
De centralist van de MKA zal door uitvragen proberen te achterhalen wat er aan de hand is en welke hulp er nodig is.
Nadat de centralist voldoende informatie heeft kan hij de hulp sturen.

Spoed codes ambulance

  • A1: Er is gevaar voor leven of blijvende invaliditeit.
    De ambulance moet binnen 15 minuten ter plaatse zijn.
    Daardoor mag er met zwaailicht en sirene gereden worden en heeft de ambulance voorrang op andere weggebruikers en mag er afgeweken worden van de verkeersregels (stoptekens, stoplichten, e.d.) mits dit verantwoord gebeurt.
  • A2: Er is geen direct levensgevaar maar het slachtoffer moet wel snel naar een ziekenhuis.
    Sirene en zwaailicht mogen worden gebruikt maar de urgentie is minder.
    De ambulance moet binnen 30 minuten ter plaatse zijn.
  • B-vervoer: Wordt besteld vervoer genoemd.
    Deze vorm heeft geen urgentie.
    Hierbij moet iemand vervoerd worden met een ambulance omdat ander vorm van vervoer niet mogelijk is (bijvoorbeeld: bedlegerige ouderen die voor onderzoek naar een ziekenhuis moeten, patiënten die uit het ziekenhuis worden ontslagen maar nog niet in de auto kunnen zitten, e.d.).
    Dit vervoer wordt direct uitgesteld als er A1 of A2 ritten zijn.

Zodra de ambulance op weg is gestuurd geeft de centralist de melder nog instructies en vraagt om zijn telefoonnummer in geval er iets voorvalt waardoor de centralist weer contact met de melder nodig heeft.
De ambulance probeert zo spoedig mogelijk ter plaatse te komen.
Dit kan natuurlijk vertraagd worden door verkeersdrukte of slecht weer. Het kan ook zijn dat de ambulance door drukte uit een andere regio is gevraagd en dus verder moet rijden.
Daarnaast kan een slechte melding van locatie een probleem zijn omdat de chauffeur de plaats dan niet gelijk kan vinden.
Tegenwoordig is dit met navigatie al een stuk makkelijker maar als een melder niet precies weet waar hij staat moet door herkenningspunten de locatie worden opgezocht.

Als de ambulance er is

Als de ambulance ter plaatse is proberen ze zo snel mogelijk de toestand van het slachtoffer te achterhalen.
Dit gebeurt door uitvragen, lichamelijk onderzoek (top-teen), metingen (hartmonitor) en observatie.
Daarna wordt volgens protocol het slachtoffer behandeld.
Aan de hand van de toestand van de slachtoffer wordt een beslissing gemaakt of het slachtoffer mee moet naar het ziekenhuis of dat deze op eigen kracht verder kan.
Het is niet altijd noodzakelijk dat een slachtoffer mee gaat.
Soms is assistentie van een tweede ambulance, traumahelikopter, politie of brandweer nodig.
Deze wordt dan via MKA (MeldKamer Ambulance) gevraagd.

Vervoer naar het ziekenhuis

Nadat het slachtoffer stabiel genoeg is om vervoerd te worden, wordt deze op de brancard in de ambulance gereden.
Vervoer van slachtoffers in de ambulance gebeurt altijd op de brancard. In de ambulance houdt de verpleegkundige de toestand van het slachtoffer goed in de gaten en vult de administratieve papieren in.
De ambulancechauffeur rijdt als dit nodig is met spoed naar het ziekenhuis. Het kan ook zijn dat er geen spoed is of dat de chauffeur juist heel voorzichtig moet rijden (bijvoorbeeld bij wervelletsels).
Bij aankomst wordt het slachtoffer overgedragen aan de SpoedEisende Hulp (SEH) of bij B vervoer (Besteld) aan de afdeling waar de patiënt moet zijn.

Het ambulance team

Op een ambulance werken 2 personen.
Een ambulancechauffeur en een ambulanceverpleegkundige.
Samen vormen zij een AMBU-team. Het ambu-team zit op de ambulancepost en krijgt zijn opdrachten van de meldkamer.

De ambulancechauffeur

De ambulancechauffeur is verantwoordelijk voor de technische staat van de ambulance.
Hij/zij kan kleine reparaties of controles aan de auto uitvoeren en zorgt ervoor dat de ambulance netjes blijft.
Onder die controles en reparaties horen onder andere het controleren van de olie, ruitenwisser vloeistof, koelvloeistof en dergelijke en ook bandenspanning en banden wisselen.
Naast de ambulance zorgt de chauffeur ook voor de communicatie met de meldkamer (cpa) en bestuurt hij de ambulance.
In iedere ambulance zit tegenwoordig een navigatiesysteem.
Toch kan stratenkennis van het gebied waarin de ambulance rijdt erg handig zijn bij bijvoorbeeld werkzaamheden of andere wijzigingen waardoor de normale route niet gereden kan worden.
Bij aankomst op de locatie is de ambulancechauffeur de assistent van de verpleegkundige.
Ook houdt hij of zij zich bezig met het begeleiden van bijvoorbeeld familie van het slachtoffer en communiceert met politie, brandweer, EHBO of andere hulpverleners ter plaatse.

Opleiding ambulancechauffeur

De ambulancechauffeur heeft rijbewijs C en een opleiding bij de SOSA (Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening) gevolgd.
Elke vijf jaar wordt de ambulancechauffeur getest (profcheck) of hij alle vaardigheden nog goed uit kan voeren.
Het NAI (Nederland Ambulance Instituut) verzorgt rijopleidingen met bijzondere vaardigheden en onderhoud aan de ambulance.
Daarnaast krijgt een ambulancechauffeur nog meer trainingen van het RAV (Regionale AmbulanceVoorziening).

De ambulanceverpleegkundige

De ambulanceverpleegkundige heeft als hoofdtaak het verzorgen van de patiënt.
Zowel op de plaats van het ongeval als tijdens de rit naar het ziekenhuis.
Op de plaats van het ongeval heeft de verpleegkundige met veel omstandigheden te maken.
Het weer, omstanders, technische of fysieke belemmeringen. Ook zijn niet alle slachtoffers lichamelijk gewond.
Ze kunnen ook psychische klachten hebben waar de verpleegkundige mee om moet kunnen gaan.
Daarnaast moet de ambulanceverpleegkundige net zoals de chauffeur om kunnen gaan met andere hulpverleningsinstanties zoals politie, brandweer, meldkamer, EHBO-ers, SIGMA, MMT, enz.
Goede sociale vaardigheden zijn dus zeker een belangrijke eigenschap van de ambulanceverpleegkundige.

Opleiding ambulanceverpleegkundige

De ambulanceverpleegkundige heeft eerst de middelbare of hogere opleiding tot verpleegkundige (MBO-V of HBO-V) gevolgd en is dus BIG-geregistreerd.
Daarna is er eerst ervaring nodig door werken in het ziekenhuis (minimaal een jaar).
Ook is een opleiding voor een spoedeisende afdeling en enige ervaring op die afdeling nodig.
Hierbij kun je denken aan de intensive care, de spoedeisende hulp of de anesthesie.
Verder wordt er rijbewijs B gevraagd.
Als je na deze opleidingen en werkervaring op de ambulance wil gaan werken moet je een baan hebben bij een ambulancedienst.
Als je deze baan hebt kun je de SOSA (Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening) opleiding tot verpleegkundige gaan volgen.
Hierna ben je ambulanceverpleegkundige.